neut

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

2. Een neut voor de dorpel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • neut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neut neuten
verkleinwoord neutje neutjes

Zelfstandig naamwoord

de neutv

  1. glaasje sterke drank
    • Hij had een paar neutjes op en toch klom hij achter het stuur. 
  2. (bouwkunde) blokje van natuursteen of hout waarop een kozijnstijl rust
    • De houten neuten waren totaal verrot en zouden vervangen moeten worden. 
  3. (bouwkunde) uit een muur vooruitstekend deel waarop een balk kan rusten
    • blokje of rol om het verschuiven van een samenstel van balken, ijzers of stukken hout te verhinderen 
  4. (techniek) uitstekend deel van een constructie
  5. klein (oud) vrouwtje
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen