neuker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neu·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord neuker neukers
verkleinwoord neukertje neukertjes

Zelfstandig naamwoord

de neukerm

  1. iemand die neukt
  2. in samenstellingen ter vorming van woorden die te maken hebben met iemand die een uitslover of pietje precies is
  3. in samenstellingen ter vorming van vaak racistische scheldwoorden
Hyponiemen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen