neem deel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neem deel
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
deelnemen

neem deel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deelnemen
    • Ik neem deel. 
  2. gebiedende wijs van deelnemen
    • Neem deel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deelnemen
    • Neem je deel? 


Gangbaarheid