nachtblindheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nacht·blind·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van nachtblind met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nachtblindheid | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de nachtblindheid v
- (medisch) het onvermogen te zien bij geringe belichting
- Hij lijdt onder nachtblindheid.
Vertalingen
1. het onvermogen te zien bij geringe belichting
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord nachtblindheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.