muziekinstrument

Uit WikiWoordenboek
een muziekinstrument

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·ziek·in·stru·ment
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord muziekinstrument muziekinstrumenten
verkleinwoord muziekinstrumentje muziekinstrumentjes

Zelfstandig naamwoord

het muziekinstrumento

  1. (muziek) instrument om muziek mee te spelen
    • Jan koos voor een gitaar toen hij een muziekinstrument mocht kiezen. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be