multipara
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mul·ti·pa·ra
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | multipara | multipara's multiparae |
verkleinwoord | multiparaatje | multiparaatjes |
Zelfstandig naamwoord
multipara
- (medisch) vrouw die meer dan eens heeft gebaard
Vertalingen
1. vrouw die meer dan eens heeft gebaard
Gangbaarheid
- Het woord 'multipara' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.