motten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mot·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
motten
motte
gemot
zwak -t volledig

Werkwoord

motten [2] [3] [4]

  1. onpersoonlijk (informeel) motregenen
  2. overgankelijk (landbouw) bestrooien met fijne veenachtige grond als meststof
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

de mottenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mot

Werkwoord

vervoeging van
motten

motten

  1. meervoud verleden tijd van motten
    • Wij motten. 
    • Jullie motten. 
    • Zij motten. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Meer informatie


Nedersaksisch

Werkwoord

motten

  1. moeten


Veluws

Werkwoord

motten

  1. moeten