morgenkrieken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mor·gen·krie·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord morgenkrieken -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het morgenkriekeno

  1. het aanbreken van de dag
Synoniemen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen