mond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. De menselijke mond.
Uitspraak
Woordafbreking
  • mond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mond monden
verkleinwoord mondje mondjes

Zelfstandig naamwoord

de mondm

  1. (anatomie) ingang van het spijsverteringskanaal, hoofdzakelijk gezegd van dit orgaan bij mensen; zowel voor de ingang zelf als de achterliggende holte gebruikt
    • Voedsel dat we eten, gaat via de mond en de slokdarm naar de maag. 
  2. (figuurlijk) opening of ingang van iets
    • De mond van het kanon was met een extra band rondom verstevigd. 
  3. (figuurlijk), (waterbeheer) overgang waar een kleiner water in een groter water uitstroomt
    • Ze liepen langs de kust tot ze bij de mond van een rivier kwamen. 
Synoniemen
Meroniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
  • [1]: Waar het hart van vol is, loopt de mond van over
Men spreekt graag over iets waar men veel aan denkt (Matth. 12:34)
  • [1]: De ogen zijn groter dan de mond
Gezegd als iemand meer probeert te eten dan hij op kan (zie ook: buik)
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. mond op website: Etymologiebank.nl
  3. "mond" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  5. Lemaitre, P.
    Tot ziens daarboven (2014) ISBN 9789401601931 p. 16
  6. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  7. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044645149
  8. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord mond monde

Zelfstandig naamwoord

mond

  1. mond


Hongaars

Werkwoord

mond

  1. zeggen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

mond

  1. (anatomie) mond


Veluws

Zelfstandig naamwoord

mond

  1. (anatomie) mond