moetje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [A], [B]: moet·je
  • [C]: moe·tje
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] met het achtervoegsel -je afgeleid van  moet zn  "dwang", aangetroffen sedert de 17e eeuw, in verschillende spellingen en afleidingen, in de betekenis van zowel letterlijk “verplichting”, alsmede “huwelijk ingegeven door zwangerschap” [1]
  • [B] afgeleid van  moet zn  "kreuk, vlek" met het achtervoegsel -je
  • [C] afgeleid van  moe zn  "moeder" met het achtervoegsel -tje
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord moetje moetjes

Zelfstandig naamwoord

[A] het moetjeo dim. tant.

  1. (spreektaal) huwelijk ingegeven door een onvoorziene zwangerschap
    • De geboorte van hun dochter na zeven maanden liet zien dat het een moetje geweest was. 
  2. (informeel) (schertsend) verplichting, taak ingegeven door onvoorziene omstandigheden (met een toespeling op betekenis 1.)
     Vindt u het wel leuk om hier te zijn, of is het een moetje? Waarom investeert u niet persoonlijk in het stadion? Waarom was u eerst niet aanwezig en nu ineens wel?[2]
  3. (spreektaal) (schertsend) samenwerking van partijen, bedrijven e.d. ingegeven door onvoorziene omstandigheden (met een toespeling op betekenis 1.)
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

het moetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord moet

Zelfstandig naamwoord

het moetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord moe
Synoniemen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. moetje op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    Antti Liukku, Peter Groenendijk
    “Vraagtekens blijven na spervuur van kritische vragen aan Feyenoord-directie” (25-06-2021 [herzien]) op ad.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be