moet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • moet
Woordherkomst en -opbouw
  • [A]:  moeten ww  zonder de uitgang -en [1]
  • [B]: in de betekenis van ‘vlek’ aangetroffen vanaf 1678 [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord moet moeten
verkleinwoord moetje moetjes

Zelfstandig naamwoord

[A] moet m

  1. iets waar men toe gedwongen is
    • Moet is een bitter kruid. 

Werkwoord

vervoeging van
moeten

[A] moet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van moeten
  2. gebiedende wijs van moeten
     Maar het is jouw leven en als je er blij van wordt moet je het gewoon doen.’ Mijn twaalfjarige dochter was stil en hield zich op de vlakte.[5]
Spreekwoorden
enkelvoud meervoud
naamwoord moet moeten
verkleinwoord moetje moetjes

Zelfstandig naamwoord

[B] moet v / m

  1. achtergebleven kreuk of vlek

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord moet moete

Zelfstandig naamwoord

moet

  1. litteken, blauwe plek
    «Hy het vir weke moete op sy vel gehad.»
    Hij heeft weken lang blauwe plekken gehad.
stamtijd
infinitief negatieve vorm verleden tijd
moet
moenie
moes
volledig

Werkwoord

moet

  1. moeten
    «Ons moet stop by 'n rooi lig.»
    We moeten voor een rood licht stoppen.