minimumloon
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: minimumloon (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mi·ni·mum·loon
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van minimum en loon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | minimumloon | minimumlonen |
verkleinwoord | minimumloontje | minimumloontjes |
Zelfstandig naamwoord
het minimumloon o
- (economie) het laagste loon (per uur, week, maand etc.) dat een werkgever volgens de wet aan een werknemer zou mogen betalen
- ▸ Door de energiecrisis en de inflatie staat vooral de koopkracht van mensen met een laag of middeninkomen onder druk. Voor de laagste inkomens presenteerde het kabinet dit voorjaar al een pakket van 6 miljard euro. Minima krijgen een energietoeslag van 800 euro, het minimumloon en de AOW worden verhoogd en de energiebelasting wordt verlaagd.[2]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord minimumloon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "minimumloon" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Weblink bron “Rutte wil kijken naar toeslag van 500 euro voor lage en middeninkomens” (15 juni 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be