minima
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mi·ni·ma
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘mensen met een heel laag inkomen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1985 [1]
Zelfstandig naamwoord
de minima mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord minimum
- groep mensen die het laagste salaris of de laagste uitkering krijgen
- ▸ Door de energiecrisis en de inflatie staat vooral de koopkracht van mensen met een laag of middeninkomen onder druk. Voor de laagste inkomens presenteerde het kabinet dit voorjaar al een pakket van 6 miljard euro. Minima krijgen een energietoeslag van 800 euro, het minimumloon en de AOW worden verhoogd en de energiebelasting wordt verlaagd.[2]
Gangbaarheid
- Het woord minima staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "minima" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "minima" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Rutte wil kijken naar toeslag van 500 euro voor lage en middeninkomens” (15 juni 2022), NOS
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /mɪnɪma/
Woordafbreking
- mi·ni·ma
Zelfstandig naamwoord
minima
- genitief enkelvoud van minimum
- nominatief meervoud van minimum
- accusatief meervoud van minimum
- vocatief meervoud van minimum
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Tsjechisch