mindering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • min·de·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mindering minderingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de minderingv

  1. afname, korting, kleiner worden in hoeveelheid
    • De reeds betaalde bedragen worden in mindering gebracht van het nog te betalen bedrag. 
    • PSV kreeg een mindering van competitiepunten in verband met de slechte financiële situatie. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be