milder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mil·der

Bijvoeglijk naamwoord

milder

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van mild

Werkwoord

vervoeging van
milderen

milder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van milderen
    • Ik milder. 
  2. gebiedende wijs van milderen
    • Milder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van milderen
    • Milder je?