metselaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • met·se·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord metselaar metselaars
verkleinwoord metselaartje metselaartjes

Zelfstandig naamwoord

de metselaarm

  1. (beroep) een bouwvakker gespecialiseerd in metselen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen