mensenhand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • men·sen·hand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mensenhand mensenhanden
verkleinwoord mensenhandje mensenhandjes

Zelfstandig naamwoord

de mensenhandv / m

  1. (anatomie) de hand van een mens
    • Het hart is zo ongeveer even groot als een mensenhand die gebogen is tot een vuist. 
     Normaal gezien is licht als lucht, in die zin dat je vooral bij ontstentenis ervan in de verleiding komt te reflecteren op het belang ervan. Maar hier leek het licht door mensenhanden gemaakt, bij wijze van bekroning van de architectuur, als een laag bladgoud over een sculptuur of als een met zorg aangebrachte vernislaag over de voorstelling die deze van zichzelf had geschilderd. Maar deze vergelijkingen zijn te statisch, want daarbij was het licht voortdurend in beweging, alsof het de schaduwen achternazat.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 24