menopauze

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·no·pau·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord menopauze menopauzes
menopauzen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de menopauzev / m

  1. (medisch) levensfase waarin vrouwen niet langer menstrueren
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen