medieer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·di·eer

Werkwoord

vervoeging van
mediëren

medieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mediëren
    • Ik medieer. 
  2. gebiedende wijs van mediëren
    • Medieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mediëren
    • Medieer je?