mediateur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·di·a·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van mediëren met het achtervoegsel -ateur [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mediateur | mediateurs |
verkleinwoord | mediateurtje | mediateurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) iemand die medieert, een bemiddelaar
- (medisch) hulpmiddel
Synoniemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van mediatrice
Gangbaarheid
- Het woord mediateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mediateur" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ mediateur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ateur in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 56 %
- Prevalentie Vlaanderen 62 %