martiaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] martiaal monument in Renkum
Uitspraak
Woordafbreking
  • mar·ti·aal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘krijgshaftig’ voor het eerst aangetroffen in 1612 [1]
  • uit het Frans [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen martiaal martialer martiaalst
verbogen martiale martialere martiaalste
partitief martiaals martialers -

Bijvoeglijk naamwoord

martiaal [3]

  1. (militair) betrekking hebbend op het leger
    • Maar zoals bij zoveel zaken die eigenlijk het daglicht niet kunnen verdragen - perverse porno, gejatte muziek en films - biedt de computer ook voor de martiaal aangelegde mens uitkomst. Wie de behoefte heeft om na een dag op kantoor kwistig met handgranaten in het rond te strooien, kan kiezen uit een oneindige reeks oorlogsspellen die de laatste tijd op de markt is gebracht. [4] 
  2. krijgshaftig
    • Aan de andere kant van het bad was een groepje geëmancipeerde, Tsjechische vrouwen van rond de dertig, nostalgisch naar hun figuur van vóór hun zwangerschap, vreemde bewegingen aan het maken in het water. Ik vermoed dat men dat wateraerobic noemt. In het begin was het erg rustig, armen en benen op en neer bewegen, drijven met een schuimrubberen slang, maar dan plots gingen ze volledig wild. Ze begonnen rituele cirkels te draaien in een kring, maakten een treintje zoals op elke foute fuif en stampten martiaal met hun voeten in het water. Ik moest mijn hand gebruiken om mijn mond weer toe te klappen. [5] 
    • Gisteren konden wij 'meevechten' via de Tour du ALS op de Mont Ventoux: 'Samen trappen we ALS de wereld uit.' Reclamebureaus houden nu eenmaal van woordspelingen. Als ik aan fietsen op de Mont Ventoux denk, is echter mijn eerste associatie de gelijknamige dichtbundel van Jan Kal, die veertig jaar geleden verscheen. En bij ALS denk ik niet aan martiaal gedrag, maar aan Pieter Steinz, die aan deze ziekte lijdt en tot het laatst probeert door te schrijven over wat hij de moeite waard vindt. [6] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen