mangat

Uit WikiWoordenboek
Mangat

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·gat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mangat mangaten
verkleinwoord mangaatje mangaatjes

Zelfstandig naamwoord

het mangato

  1. een opening in een stoomketel of riool waardoor een man naar binnen kan. Een in het Nederlands veel gebruikelijkere term voor een mangat in een riool is 'put'.
    • Hij viel in een open mangat en bezeerde zich lelijk. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen