makkers
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mak·kers
Zelfstandig naamwoord
de makkers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord makker
Bijvoeglijk naamwoord
makkers
- partitief van de vergrotende trap van mak
- Dat is iets makkers...
de makkers mv
makkers