maharadja

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ha·rad·ja
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Hindi, in de betekenis van ‘titel van vorst in Voor-Indië’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord maharadja maharadja's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de maharadjam

  1. (adel) hoge inlandse vorst (radja) in India of Indonesië
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen