magnolia

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een magnolia Magnolia stellata op Wikispecies.
Uitspraak
Woordafbreking
  • mag·no·lia
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem, van modern Latijn Magnolia door de 17e-eeuwse Franse botanist C. Plumier op Wikipedia (nl) afgeleid met het achtervoegsel -ia van de naam van de 17e-eeuwse Franse botanist P. Magnol op Wikipedia (nl); in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1831 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord magnolia magnolia's
verkleinwoord magnoliaatje magnoliaatjes

Zelfstandig naamwoord

de magnoliav / m

  1. (plantkunde) benaming voor bomen met tulpachtige bloemen uit het geslacht Magnolia op Wikispecies
    • De wandelaars stopten om de bloeiende magnolia te bewonderen 
     Sinds een paar jaar volg ik met steeds grotere interesse de uitbottende magnolia in de achtertuin.[4]
     In de voortuinen van Drunen beginnen magnolia’s te bloeien.[5]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • mag·no·lia
enkelvoud meervoud
magnolia magnolias

Zelfstandig naamwoord

magnolia v

  1. (plantkunde) magnolia

Verwijzingen