maatbeker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

maatbeker
Uitspraak
Woordafbreking
  • maat·be·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maatbeker maatbekers
verkleinwoord maatbekertje maatbekertjes

Zelfstandig naamwoord

de maatbekerm

  1. een glas met maatverdelingen
    • Hij gooide de maatbeker uit woede kapot. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be