luchtpijp

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·pijp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtpijp luchtpijpen
verkleinwoord luchtpijpje luchtpijpjes

Zelfstandig naamwoord

de luchtpijpv / m

  1. (anatomie) de luchtweg tussen het strottenhoofd tot aan de opsplitsing in de hoofdbronchi
  2. een pijpje waardoor ademgehaald kan worden
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be