lossloegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·sloe·gen

Werkwoord

vervoeging van
losslaan

lossloegen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van losslaan
    • ...dat wij lossloegen. 
    • ...dat jullie lossloegen. 
    • ...dat zij lossloegen.