losser

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord losser lossers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de losserm

  1. (beroep) iemand die lost
  2. (techniek) apparaat waarmee men kan lossen
Hyponiemen

Bijvoeglijk naamwoord

losser

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van los

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen