loc

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loc
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loc locs
verkleinwoord locje locjes

Zelfstandig naamwoord

de locv / m

  1. (spoorwegen), (verkeer) locomotief.
    • De trein werd voortgetrokken door een loc. 

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Angelsaksisch

Zelfstandig naamwoord

loc o

  1. slot
Overerving en ontlening


Roemeens

enkelvoud meervoud
nominatief en accusatief loc locuri
lidwoordsvorm locul locurile
datief en genitief locului locurilor
vocatief

Zelfstandig naamwoord

loc o

  1. plaats, plek