lint

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lint
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lint linten
verkleinwoord lintje lintjes

Zelfstandig naamwoord

het linto

  1. (kleding) lange, smalle strook stof
    • De politie heeft de plaats van het ongeluk met een lint afgescheiden. 
     De Trippelbandet (de drie linten) zoals ze dat zelf noemde, had ze samen met haar twee honden binnen een jaar voltooid.[4]
  2. vaak korte strook stof in voorgeschreven patroon en kleur waaraan een onderscheiding is bevestigd
    Vooral het verkleinwoord lintje heeft als pars pro toto zelf ook de betekenis "onderscheiding" gekregen.
     De medaille is steeds hetzelfde, maar iedere operatie kent zijn eigen lint.[5]
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • door het lint gaan
alle remmingen laten varen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen