likstok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lik·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord likstok likstokken
verkleinwoord likstokje likstokjes

Zelfstandig naamwoord

de likstokm

  1. houten spatel die in een kalkkalebas gestoken wordt en door iemand die betel kauwt gebruikt wordt om kalk van af te likken.
  2. snoepgoed op een stokje waaraan gelikt wordt.
  3. penis, lul.
  4. (leerbewerking) een spaan vervaardigd van zeer hard hout waarmee zolen effen gewreven worden zodat er geen hamerslag meer op te zien is.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. likstok op website: Etymologiebank.nl
  2. blz 779 Leerbewerking By P H Vos, H van Lieshout Published by Uitgeverij Van Gorcum, 1986 ISBN 9023220854, ISBN 9789023220855
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be