lijmerig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lij·me·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van lijm met het achtervoegsel -erig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lijmerig lijmeriger lijmerigst
verbogen lijmerige lijmerigere lijmerigste
partitief lijmerigs lijmerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

lijmerig [1]

  1. op een onaangename manier eigenschappen van lijm hebbend
     De worst schiet volgens het panel bovendien te ver uit de bocht qua smeuïgheid, met een lijmerig mondgevoel als gevolg.[2]
     Pureren richt een ware slachting aan in deze cellen. De celwanden worden ruw open gescheurd, de gel stroomt eruit en voor je ogen zie je je kruimige aardappeltjes veranderen in een lijmerige brij. Vooral als je een mixer of erger nog, een keukenmachine erop zet is de ravage niet te overzien.[3]
Synoniemen
Vertalingen


Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Matthijs Meeuwsen
    “'Leverworst AH smelt in de mond, die van Aldi is een dooretertje'” (21-02-2018), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “De perfecte aardappelpuree” (04 jan. 2016), De Telegraaf
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be