lijmde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lijm·de

Werkwoord

vervoeging van
lijmen

lijmde

  1. enkelvoud verleden tijd van lijmen
    • Ik lijmde. 
    • Jij lijmde. 
    • Hij, zij, het lijmde. 
     Ik lijmde de bril weer aan elkaar en liet hem drogen maar helaas bleven er lijmvlekken op het glas zitten.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia