lijfwacht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lijf·wacht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bewakers van een belangrijk persoon’ voor het eerst aangetroffen in 1612 [1]
- samenstelling van lijf en wacht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lijfwacht | lijfwachten |
verkleinwoord | lijfwachtje | lijfwachtjes |
Zelfstandig naamwoord
de lijfwacht m
- de wacht die met de bewaking van een vorst of aanzienlijk persoon belast is
- Na de bedreiging eiste de politicus van de regering een lijfwacht.
- een lid van een lijfwacht
- Na een uitgebreide sollicitatieprocedure kon de man zich eindelijk lijfwacht van de koning noemen.
Synoniemen
Vertalingen
1. de wacht die met de bewaking van een vorst of aanzienlijk persoon belast is
2. een lid van een lijfwacht
in te delen vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord lijfwacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "lijfwacht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %