levensgezellin
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- le·vens·ge·zel·lin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | levensgezellin | levensgezellinnen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de levensgezellin v
- vrouw waarmee men samenleeft
- ▸ En deze vrouw, viel Nikolaj Levin hem in de rede, op haar wijzend, is mijn levensgezellin, Masja Nikolajevna.[2]
- ▸ Zijn Russische levensgezellin heeft bekend er een relatie met de priester op na te hebben gehouden. Maar ze wist niets van de gewelddadige plannen van Georgi, vertelde ze tijdens haar verhoor.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord levensgezellin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron Frank Renout“Schietpartij Lyon: Geen terrorisme, maar overspel” (07-11-2020), Tubantia