lening

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lening leningen
verkleinwoord leninkje leninkjes

Zelfstandig naamwoord

de leningv

  1. (economie) tijdelijke verschaffing van geld, dat later weer wordt terugbetaald, vaak met vergoeding van rente
    • Hij heeft een lening afgesloten bij de bank. 
  2. bedrag dat geleend wordt
    • De lening bedraagt tienduizend euro. 
     In 2009 steunt hij de club opnieuw met een lening, op voorwaarde dat hij de overige aandelen ook in handen krijgt als de club niet aan zijn betalingsplicht voldoet. Dat blijkt in 2010 aan de orde, waardoor Schouten voor 99 procent eigenaar wordt van Vitesse.[1]
Schrijfwijzen
  • leening (officiële spelling tot 1935 in Nederland en 1946 in België)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 november 2021 Weblink bron “'Bemoeial' Oyf volgt Tsjigirinski op als eigenaar van Vitesse” (25-05-2018), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be