lejet

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • le·jet
Naar frequentie 5803

Bijvoeglijk naamwoord

lejet, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van lejet

lejet, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van lejet
    «Familie fandt skjulte kameraer i lejet sommerhus»
    Familie vond verborgen camera's in een gehuurd huisje

Werkwoord

lejet

  1. verleden tijd van leje

Zelfstandig naamwoord

lejet, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van leje