leefbaar

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  leefbaar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• leef·baar

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van de werkwoordstam van leven met het achtervoegsel -baar

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	leefbaar	leefbaarder	leefbaarst
verbogen	leefbare	leefbaardere	leefbaarste
partitief	leefbaars	leefbaarders	-

Bijvoeglijk naamwoord

leefbaar

1. geschikt om in te leven

   • Amsterdam op nummer elf als "meest leefbare stad" ter wereld  

Afgeleide begrippen

• leefbaarheid

Gangbaarheid

• Het woord leefbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leefbaar" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.