landgenoten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·ge·no·ten

Zelfstandig naamwoord

de landgenotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord landgenoot
     Maar Harald? Ontvoerde landgenoten, geboeid bij een graf, neerschieten? Of hoe die rechtse partijgangers het in de praktijk ook aanpakten.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691