laklaag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

auto met drie laklagen
Uitspraak
Woordafbreking
  • lak·laag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laklaag laklagen
verkleinwoord laklaagje laklaagjes

Zelfstandig naamwoord

laklaag v/m [1]

  1. een laag gedroogd, glimmend en hard geworden verf of email
    • Bouwvak of geen bouwvak: bij het Montessori College wordt al weken hard gewerkt. De complete buitenkant van de school op het Scholeneiland bij de Sloetsweg wordt voorzien van een nieuwe laklaag.[2] 
    • Allereerst zullen robots zelfstandige belangen moeten ontwikkelen, dus niet het soort belang dat een auto heeft bij een nieuwe laklaag. De robot moet een doel-in-zichzelf worden, waarmee het goed of slecht kan gaan. Niet goed of slecht voor iemand anders dan de robot, maar voor de robot zelf.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 16-AUGUSTUS-2017,
  3. Volkskrant Marc Davidson bijzonder hoogleraar milieufilosofie 4 oktober 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be