lab

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lab
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lab labs
verkleinwoord labje labjes

Zelfstandig naamwoord

het labo

  1. (scheikunde), (natuurkunde), (biologie) een ruimte ingericht voor het doen van natuurwetenschappelijk onderzoek
    • We hebben zowel een TGA als een DSC in ons lab. 
  2. (scheikunde), (natuurkunde), (biologie) een cursus gegeven in [1] waarin studenten geleerd wordt labwerk te doen
    • In dit lab gaat het voornamelijk om het doen van zinnige metingen en het interpreteren van de resultaten in statistisch significante termen. 
  3. (scheikunde), (natuurkunde), (biologie) een gebouw waarin ruimtes zoals [1] gehuisvest zijn
    • Naast het wiskundegebouw staat een chemisch lab. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • lab

Werkwoord

lab

  1. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van laben
Synoniemen
Gelijkklinkende woorden
Anagrammen


Limburgs

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

lab

  1. (scheikunde)(natuurkunde)(biologie) lab; een ruimte ingericht voor het doen van natuurwetenschappelijk onderzoek
  2. (scheikunde) lab, drugslab; een ruimte ingericht voor het maken van drugs


Oudhoogduits

Zelfstandig naamwoord

lab, o

  1. (biochemie), (scheikunde) stremsel
Verbuiging
  • o (a), sterk
Overerving en ontlening
Opmerkingen


Pools

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

lab m

  1. (dierkunde) labrador; hondenras
Synoniemen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • lab
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels
  • Verkorte vorm van het zelfstandige naamwoord laboratoř

Zelfstandig naamwoord

lab monbezield

  1. (spreektaal) lab; laboratorium
Verbuiging
Synoniemen