kwijtscheldt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwijt·scheldt

Werkwoord

vervoeging van
kwijtschelden

kwijtscheldt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwijtschelden
    • ... dat jij kwijtscheldt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwijtschelden
    • ... dat hij kwijtscheldt.