kwebbel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kweb·bel
enkelvoud meervoud
naamwoord kwebbel kwebbels
verkleinwoord kwebbeltje kwebbeltjes

Zelfstandig naamwoord

de kwebbelm

  1. (informeel), (persoon) iemand die te veel kletst/kwebbelt/leutert enz.
  2. (informeel), (dysfemisme) mond [1] (in dezelfde context als onder [1])
    • Hou je kwebbel toch eens! 
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
kwebbelen

kwebbel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwebbelen
    • Ik kwebbel. 
  2. gebiedende wijs van kwebbelen
    • Kwebbel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwebbelen
    • Kwebbel je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be