kwantum

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwan·tum
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1732 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kwantum kwanta
kwantums
verkleinwoord kwantumpje kwantumpjes

Zelfstandig naamwoord

het kwantumo

  1. (natuurkunde) de kleinste karakteristieke eenheid van een natuurkundige grootheid zoals energie, massa, werking enz
  2. (grote) hoeveelheid goederen
Schrijfwijzen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen