kruisboog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kruis·boog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kruisboog kruisbogen
verkleinwoord kruisboogje kruisboogjes

Zelfstandig naamwoord

de kruisboogm

  1. (bouwkunde) diagonale boog in een kruisgewelf
  2. (militair) (geschiedenis) boog, schiettuig waarvan de reep en de pees een kruis vormen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen