kroonkurk

Uit WikiWoordenboek
Kroonkurk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kroon·kurk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kroonkurk kroonkurken
verkleinwoord kroonkurkje kroonkurkjes

Zelfstandig naamwoord

de kroonkurkv / m

  1. een metalen dopje voor het afsluiten van flessen
    • In het zelfbedieningsrestaurant stond een bakje voor de kroonkurken. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be