kristalliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kris·tal·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
kristalliseren

kristalliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kristalliseren
    • Ik kristalliseer. 
  2. gebiedende wijs van kristalliseren
    • Kristalliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kristalliseren
    • Kristalliseer je?