krijger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krij·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord krijger krijgers
verkleinwoord krijgertje krijgertjes

Zelfstandig naamwoord

de krijgerm

  1. iemand die zich toelegt op het voeren van oorlog, met name tussen stammen
    • De krijgers van de Lakota, Cheyenne en Arapho brachten Custer een gevoelige nederlaag toe. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be