krediet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kre·diet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vertrouwen in betalingsmogelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1549 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord krediet kredieten
verkleinwoord kredietje kredietjes

Zelfstandig naamwoord

het kredieto

  1. (financieel) een lening van geld
    • Ik heb zojuist een krediet aangevraagd om de nieuwe auto te kunnen betalen. 
  2. (figuurlijk) vertrouwen
    • krediet verspelen betekent ongeveer hetzelfde als "vertrouwen verspelen" 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen